Huwelijk & gezin

Beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen

Sinds 1838 geldt dat wie trouwt dat standaard doet ‘in algehele gemeenschap van goederen’, tenzij men anders laat vastleggen. Dat verandert vanaf 1 januari 2018. Dan trouw je standaard ‘in beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen’.

Ook geregistreerd partners en ongehuwd samenwonenden die een notarieel samenlevingscontract hebben, kunnen met deze nieuwe regeling te maken krijgen.

‘In beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen’ wil zeggen dat beide partners hun voorhuwelijkse privévermogen (bezit én schuld) behouden. Erfenissen en giften die één partner tijdens het huwelijk ontvangt, zullen ook van die ene persoon zelf zijn. Daarnaast bouw je samen tijdens het huwelijk ‘beperkte gemeenschap’ op. Daaronder vallen alle gezamenlijke én individuele aankopen van goederen tijdens het huwelijk. Het beperkte gemeenschap is voor 50% bezit van iedere partner (gelijke delen). Tenzij men anders laat vastleggen.

Voorbeeld

Als partner A en B samen een nieuwe bank kopen, dan is die van beiden 50/50, ongeacht van wiens rekening deze betaald wordt, ongeacht of ze de aanschafkosten werkelijk (gelijk) delen. Het maakt ook niet uit, of ze de bank vóór of ná hun trouwen kopen: het is gemeenschap omdat hij voor hen gezamenlijk is bedoeld.

Maar ook: als partner A tijdens het huwelijk een dure elektrische gitaar koopt met eigen geld, dan geldt deze toch als ‘beperkte gemeenschap’ en dus als 50/50 bezit.

Maak duidelijke afspraken

Bij het trouwen of begin van samenwonen kunnen partners ook andere afspraken op papier stellen. Bijvoorbeeld dat zij nog steeds onder de oude termen wilt trouwen: alles wordt nu van ons allebei (50/50 vermogensverdeling). Of juist omgekeerd, wanneer ze ongelijke inkomens hebben en/of een van beiden veel meer vermogen inbrengt. Dan is een afspraak dat 70% van al het gezamenlijk vermogen altijd van partner A zal zijn, en 30% van het gezamenlijk vermogen van partner B, misschien veel logischer.

Voor mensen met een bedrijf zijn huwelijkse voorwaarden sowieso beter. En voor koppels die helemaal financieel onafhankelijk van elkaar willen zijn ook.

Welke keuze partners ook maken, de nieuwe regeling dwingt hen (meer dan de oude) om van tevoren bij dit soort financiële afspraken stil te staan en afspraken te maken.

Bent u van plan te trouwen, samenwonen of scheiden, of uw afspraken met elkaar officieel aan te passen? Neem dan voor het eind van het jaar nog contact op met uw adviseur (en de notaris) voor een update-gesprek van uw financiën.

Bent u getrouwd of samenwonend? Dit kan een goed moment zijn om nog eens te kijken of uw huidige afspraken wel duidelijk genoeg zijn. Zijn de afspraken nog wel van toepassing op uw situatie? Of zijn door veranderingen van baan, inkomen, verhuizing of de komst van kinderen jullie verhoudingen veranderd? Is een eventuele lijst van goederen in uw samenlevingscontract wel up -to-date, en heeft u een bepaling voor nieuwe aankopen uit uw spaargeld?

Schenk- en erfbelasting bij ongelijke verdeling van vermogen

Wie na 1 januari 2018 trouwt of zijn huwelijke voorwaarden of samenlevingscontract aanpast, kan te maken krijgen met schenkbelasting.

Het kabinet wil duidelijker in de wetgeving vastleggen in welke gevallen het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden leidt tot verschuldigd zijn van schenk- of (na overlijden) tot erfbelasting. Het voorstel houdt in dat voor echtgenoten die vanaf 2018 trouwen in een beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen (dus privévermogen blijft gescheiden, gezamenlijke opbouw 50-50 verdeeld) of kiezen voor een algehele huwelijksgemeenschap met gelijke aandelen (alles 50-50) geen sprake is van schenkbelasting (tenzij sprake is van een nephuwelijk).

Schenkbelasting wordt verschuldigd indien het aandeel van de minstvermogende partner in het totale vermogen hoger wordt dan 50%, of het aandeel van de meestvermogende in het totale vermogen toeneemt. Dit wordt getoetst ten tijde van het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden.

Lees ook onze artikelen over erfenissen en schenkingen.

Voorbeeld

Een echtpaar is getrouwd in beperkte gemeenschap met gelijke delen. Echtgenoot A heeft een privévermogen van 1 miljoen euro. Het privévermogen van echtgenoot B is praktisch nihil en het gemeenschappelijk vermogen bedraagt ook nihil. Stel dat het echtpaar huwelijkse voorwaarden aangaat waarin wordt overgegaan op een algehele huwelijksgemeenschap (alles delen) met daarin een aandeel van 10% voor echtgenoot A en 90% voor echtgenoot B. Er treedt een grote (potentiële) vermogensverschuiving op. Ten tijde van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden wordt de 50%-toets op het totale vermogen van het echtpaar van 1 miljoen euro toegepast. Echtgenoot B verkrijgt als gevolg van de huwelijkse voorwaarden een gerechtigdheid van 900.000 euro (90%). Voor zover dat meer dan de helft van het totale vermogen is, is sprake van een schenking. Er wordt een schenking van 400.000 euro aan echtgenoot B geconstateerd waarover deze schenkbelasting is verschuldigd.

Kader:

  • Het huwelijksvermogensrecht wordt ook aangepast per 1-1-2018, deze regelgeving staat daar los van.
  • Goederen die een van beide partners ontvangt onder een uitsluitingsclausule, kunnen nooit worden meegenomen in deze regeling.

Scheiden en inkomensstijging voor de belastingen

Partners die uit elkaar gaan, zijn in het jaar van scheiding nog fiscaal partners voor de Belastingdienst. Als een van beide partners op dat moment een flinke stijging in inkomen ontvangt, dan heeft de minderverdienende ex-partner daar last van, omdat deze dan niet meer in aanmerking komt voor bepaalde toeslagen.

Een nieuwe regeling zorgt ervoor, dat deze ex-partner bij de Belastingdienst kan aangeven om de inkomensstijging van de ex-partner buiten beschouwing te laten voor de toeslag, als het inkomen met meer dan 10% is gestegen. Dat kan zijn het salaris van de ex-partner, maar ook winst uit onderneming in dat jaar.

Kinderopvangtoeslag & kindgebonden budget

DUO neemt de taak van de Belastingdienst over om fiscale toeslagen uit te keren. Net zoals zij met de studiefinanciering doen. Dit moment wordt aangegrepen voor een andere wijziging die (als het technisch lukt) in 2019 ingaat. De kinderopvang zal dan uw toeslag rechtstreeks aanvragen bij DUO en de rekeningen naar DUO sturen op basis van werkelijke uren afgenomen opvang in die maand. U betaalt alleen het restant van uw persoonlijke rekening aan de opvang.

De grote winst hiervan: u krijgt gelijk de juiste rekening, in plaats dat u een jaar later te horen krijgt dat u nog moet bijbetalen of teveel betaald heeft op basis van uw geschatte inkomen en werkelijke afname van opvanguren.

De tarieven voor de kinderopvang stijgen in 2018 waarschijnlijk weer, zodat de centra kunnen verbouwen en verbeteren. Er worden komend jaar namelijk hogere kwaliteitseisen aan de opvang gesteld. De maximale kinderopvangtoeslag stijgt echter mee, dus dit komt niet volledig voor uw rekening.

Kindgebonden budget

Ouders onder een specifieke inkomensgrens ontvangen volgend jaar een hoger kindgebonden budget voor hun tweede kind. Dit is een bijdrage die ouders krijgen voor hun kinderen tot achttien jaar. Het maximale bedrag voor het tweede kind stijgt in 2018 met 71 euro.

Hoe hoog de toeslag is, hangt af van het inkomen en vermogen van de ouders, hoeveel kinderen zij hebben en hoe oud de kinderen zijn.

Partnerproblematiek met pleegkinderen opgelost

Pleegkinderen voor wie aan de pleegouder een pleegzorgvergoeding wordt verstrekt of in het verleden werd verstrekt, worden op verzoek niet als fiscaal partner aangemerkt voor de inkomstenbelasting en de toeslagen.

Vanuit de Tweede Kamer is regelmatig om een oplossing gevraagd voor het feit dat onder de huidige wet een pleegkind bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar onder bepaalde omstandigheden als fiscaal partner van de pleegouder wordt aangemerkt. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de pleegouder alleenstaand is en ook nog een minderjarig kind op hetzelfde adres staat ingeschreven. Het fiscaal partnerschap kan ongunstige gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag voor het andere kind.

De oplossing die hiervoor nu wordt geboden is dat men de mogelijkheid krijgt om op verzoek niet als fiscaal partner te worden aangemerkt, tenzij beiden de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt. Voorgesteld wordt eveneens een dergelijke afwijking van de hoofdregel te laten gelden voor kinderen voor wie de verzorgende ouder in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen, maar die niet (meer) kwalificeren als pleegkind (en ook geen eigen kind van de verzorgende ouder zijn).

Tip: Van het verzoek hoeft overigens geen gebruik te worden gemaakt. Pleegkind en pleegouder kunnen in bepaalde gevallen ook juist baat hebben bij kwalificatie als fiscaal partner.

Heeft u vragen? Wij helpen u graag verder!

Max Behrend

Max Behrend

071 - 30 50 250

Maak een (bel) afspraak

Stuur ons een e-mail

Telefonisch contact

U kunt ons bereiken op nummer 071 - 30 50 250 .